De Paterskapel en de Seminariekapel

In 1928 werden klooster en seminarie weliswaar geopend en ingewijd, maar de kapellen, die bij die vleugels hoorden, waren nog kaal. Daar ging Piet Gerrits zich in de jaren 1930-1932 mee bezig houden.

De Paterskapel

De paters- of congregatie-kapel is een T-vormige ruimte: een betrekkelijk kort schip met een dwarsschip. Op de brede achterwand van het priesterkoor heeft Gerrits met keimverf een wijds landschap geschilderd met centraal een Calvariegroep (afb. 23 en 24). Deze Calvarie bestaat uit een groot beeld van de gekruisigde Christus, bevestigd op hout, waarop de figuren van Maria en Johannes zijn geschilderd. Boven aan het kruis het bordje met de bekende woorden Jezus nazarenus rex judaeorum, "Jezus de Nazarener, koning der Joden".


23. Paterskapel schildering

24. Paterskapel Koor


Boven de blauwe hemel zien we een regenboog met de H. Geest in de gedaante van een duif. Links zien we Jeruzalem waarvoor Paulus staat die in zijn brief aan de Corinthiërs de woorden schreef die boven het crucifix staan geschreven: Non enim nos metipsos praedicamus sed Jesum Christum dominum nostrum nos autem servos vestros per Jesus. S. Paul ad Cor. Dat betekent: 'Wij verkondigen immers niet onszelf, maar Christus Jezus, de Heer; onszelf beschouwen wij slechts als uw dienaars om Jezus' wil' [2 Cor. 4,5]. Rechts van de Calvariegroep zien we de stad Napels, waar Alfonsus de congregatie der redemptoristen heeft gesticht. Hij wijst naar het kruis en spreekt de tekst die direct boven het kruis is geschreven: "Zoo heeft God de wereld bemind". De gedachte is dat Jesus uit liefde voor de mensen aan het kruis is gestorven, het is een centraal thema in de spiritualiteit van Alfonsus die we ook lezen in zijn meest bekende boek: De volmaekte christen, of volledige inleiding tot de christelyke volmaektheid.

Zo zijn in deze paterskapel de kerngedachte van het christendom en de inspiratie en taak van de redemptoristen tot uitdrukking gebracht.

Juvenaatskapel. Rondgang langs ramen en schilderingen

De juvenaatskapel is een centraalbouw overwelfd met een koepel op pendentieven. Zowel de koepel als alle vier de muren van de kapel zijn door Gerrits beschilderd en ook heeft hij de glas-in-loodramen ontworpen. Hij begon aan deze grote opdracht in 1930 en voltooide die in 1932.

Het Priesterkoor

Op de wand achter het priesterkoor schilderde Gerrits de hemel (afb. 25). In een gloed van concentrische kleurcirkels staat God de vader die zijn Zoon omarmt, terwijl boven hen de H. Geest in de gedaante van een duif zijn vleugels uitspreidt. Samen vormen zij de drie-eenheid. Het is het beeld van God die zijn zoon als zoenoffer aanbiedt, hetgeen in iedere H. Mis herdacht wordt. Om hen heen, zoals in de prefatie staat geschreven, een koor van engelen die in aanbidding neerknielen en met palmtakken wuiven: ,em>adorant dominationes.

Jezus aanvaardt zijn zending, daaraan herinneren de woorden die Jezus uitsprak tot zijn Vader kort voor zijn lijden (Johannes 17,9) en die boven het priesterkoor staan geschreven, op de rondboog die de absis scheidt van de kerkruimte: "Heilige Vader Ik heilig mij zelf voor hen opdat ook zij in waarheid geheiligd mogen zijn".


25. 1930-1932 Juvenaatskapel

26. Clemensraam

27. Alfonsusraam


Aan beide zijden van het priesterkoor bevonden zich vroeger de portretten van de twee grote orde-heiligen (nu lege panelen) en daarboven twee aan hen gewijde glas-in-loodramen. Aan de ene kant het raam van Clemens Maria Hofbauer met de woorden Clementis fidei robore. Als motief een rots in de branding onder een warme zon, en bovenin een hand met een crucifix dat licht uitstraalt over donkere wolken van zonde en ongeloof. Deze motieven illustreren de twee teksten van de heilige Clemens die erbij staan. Aan de linker kant: "Laten wij geloven met een rotsvast en onwrikbaar geloof en ons leven inrichten naar dat geloof" en daarnaast "Dan zal het geloof onze gids zijn naar het vaderland van het eeuwig geluk. S. Clemens" (afb. 26).

Aan de andere kant bevond zich een portret van Alfonsus die wijst naar de schildering van de eucharistie in het priesterkoor. Op het glas-in-loodraam boven hem een brandende kaars die licht uitstraalt, symbool van het kerkleraarschap. Bovenin een zon, bron van licht en leven, waarbij zwaluwen vliegen. Want Alfonsus schreef in zijn verhandeling over het gebed dat wij moeten zijn als zwaluwen die uit angst of honger om hun moeder schreeuwen. In het raam de woorden die ook hoog in de buitengevel van het klooster staan: Alfonso duce et Auspice. Onderaan een citaat uit de geschriften van Alfonsus: "Jezus vindt zijn geluk bij ons en wij zouden ons geluk niet vinden bij Jezus? Wij vooral die de eer hebben in zijn paleis te wonen. S. Alphonsus" (afb.27).

Noord-west wand. Eerste travee.

De noord-west wand bestaat uit drie traveeën, een grote in het midden en twee kleinere aan de zijkanten. Op de linker travee staat onder een decoratief glas-in-loodraam een afbeelding van een scene uit het evangelie van Lucas (afb. 28). Een man van wie de kinderen al naar bed zijn geeft brood aan een bevriend persoon die aan de deur staat. Die persoon vraagt erom omdat hij plotseling een vriend op bezoek heeft gekregen en hem niets kan voorzetten. De tekst eronder luidt: "Al zou hij niet opstaan en het hem geven, omdat hij zijn vriend is, dan zal hij toch,om zijn lastig aanhouden, opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft" (Lucas, 11,8). Deze passage uit het evangelie gaat over de kracht van het gebed: wie bidt zal verhoord worden. Het is dus een stimulans voor de seminaristen om te bidden.


28. Bidden


De middentravee

Deze wordt gedomineerd door een groot rond raam waarop we Petrus zien die met Jezus spreekt over zijn roeping. Petrus wijst naar zijn huis en zijn vissersboot achter hem en spreekt de woorden die in de dagkant van het raam staan. "Nu zei Petrus: Zie wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd" (afb. 29). Het is een passage uit de evangelies van Mattheus (19, 27) Marcus (10, 28) en Lucas (18, 28) waarin Christus zegt dat zij die op aarde Christus volgen in het hiernamaals, in de hemel, het eeuwige geluk zullen vinden. Jezus wijst dan ook met een hand naar het hemelse Jeruzalem waarvan we de poorten bovenin het raam zien.

Om het raam is een serie van acht taferelen geschilderd. De scenes bovenin brengen een uitspraak van Jezus in beeld die mensen uitnodigde om alles achter te laten en hem te volgen met de woorden: 'De vossen hebben hun holen en de vogels uit de lucht hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten' (Mattheus 8, 20 en Lucas 9, 58). Vandaar dat Gerrits vossen, vogels en de kerstkribbe schilderde en er de teksten bij zette: "De vossen hebben holen" "De zoon der menschen [een kribbe]" "De vogels nesten".


29. Christus volgen

30. Wie zijn hand aan den ploeg slaat


Tafereel 2. Dezelfde gedachte vinden we in de voorstelling van de ploegende boer waarover de evangelist schrijft: "Wie zijn hand aan den ploeg slaat en achterwaarts blikt is niet geschikt voor het koninkrijk Gods (Lucas, 9, 62)" Waarmee Jezus wederom leerlingen uitnodigde om hem te volgen en daarvoor alles achter te laten (afb. 30).

Tafereel 3. De volgende passage verhaalt van de rijke man die zegt goed geleefd te hebben en vraagt aan Jezus of hij daarvoor het eeuwige leven zal krijgen (Mattheus 19, 23, Lucas 18, 18-30 en Marcus 10, 17-22). Jezus antwoordt hem dan dat hij al zijn bezittingen moet weggeven aan de armen en hem moet volgen. Jezus eist dus onvoorwaardelijke overgave aan zijn ideaal. En hij vervolgt met de tekst die Gerrits in de schildering heeft opgenomen: "Voorwaar ik zeg u 't is voor een rijke moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan".

Tafereel 4. Midden onder het raam zien we een huis waarover een storm raast. Omdat het echter met de fundering op een rots is gebouwd, houdt het stand. Zo, zegt Jezus, is het met degene die mijn woord hoort en ernaar handelt, hij zal niet wankelen (Mat. 7, 24-29 en Lucas 6, 47-49). Vandaar de tekst die Gerrits erbij schreef: "Ieder die deze woorden van mij hoort en ze in beoefening brengt zal gelijk zijn aan een wijze man die zijn huis bouwde op de rots, de regen viel neer.. de waterstroom kwam af … de wind gierde".

Tafereel 5. Een man met een lamp staat bij de deur te wachten op zijn heer. Wanneer die thuiskomt nodigt hij allen die nog waakzaam zijn uit om met hem de gezamenlijke maaltijd te delen. Het is een gelijkenis waarmee Jezus wil zeggen dat je altijd goed moet leven, want je weet niet wanneer je voor God rekenschap moet afleggen, beoordeeld zal worden en wel of niet beloond (Lucas 12, 35-40). De tekst van Gerrits onderstreept dit: "Weest als menschen die wachten op hun Heer. Als hij van de bruiloft komt, hij zal hen aan tafel doen aanzitten" (afb. 31).


31. Weest als menschen die wachten op hun Heer


Tafereel 6. Jezus zit onder een palmboom en zegt tegen de apostelen dat ze de kinderen niet moeten tegenhouden (Lucas, 18,17, Mattheus 19, 13-15 en Marcus 10, 13-16)). We lezen de bekende passage: "Voorwaar ik zeg u, wie het koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind zal er niet binnengaan. Wie de kleinste onder u allen is, hij is groot." De laatste zin is overigens genomen uit een ander deel van het evangelie (Lucas 9, 48 en Mattheus 18, 4).

Tafereel 7. Het gebruik der talenten. Een man gaat op reis en geeft aan zijn drie dienaren vijfmaal, tweemaal en eenmaal een bepaald bedrag. Als hij terugkomt hebben de eerste twee het bedrag verdubbeld terwijl de derde er niets mee gedaan heeft. Die stuurt hij weg want men moet zijn talenten gebruiken. Tekst: "Den een gaf hij vijf talenten den ander …" (Mattheus, 25, 14-30 en Lucas 19, 12-27).

Tafereel 8. Rechts onder heeft Gerrits de parabel van de verloren zoon (Lucas 15, 11-32) gecombineerd met de woorden van Jezus: "Weest barmhartig gelijk uw vader barmhartig [is]" (Lucas 6, 36). We zien de vader de zoon omarmen, die terug naar huis komt nadat hij zijn erfenis verkwist heeft. Achter hen staat het gemeste kalf dat geslacht zal worden voor het feest dat de vader wil geven omdat de zoon die hij dood waande levend is teruggekeerd. In het linker tafereel vraagt de oudste zoon die terug komt van het land waarom er gefeest gaat worden. Helemaal onderaan wordt de hoofdgedachte, dat men altijd bij God terecht kan, nog eens samengevat met de tekst: "Dit alles heb ik tot u gezegd opdat mijn vreugde uw deel zij en uw vreugde volkomen worde."

De rechter travee

In de hoek rond de deur naar het seminarie zien we een man die theatraal staat te bidden, terwijl een ander wat verderop er verloren bij staat. Jezus zegt echter : "Wanneer ge staat te bidden en iets tegen iemand hebt, vergeef het dan opdat uw vader in den hemel ook uw zonden vergeeft" (Marcus 11, 25 en Mattheus 6,5-14). Dat laatste zien we links, waar een man de hand reikt aan de ander.

Muur tegenover priesterkoor

Deze blinde wand bestaat uit drie traveeën. Op de centrale travee staat een afbeelding van een wijnrank,waaronder de bekende tekst:


32. Ik ben de wijnstok
Ik ben de wijnstok gij zijt de ranken

wie in mij blijft en ik in hem Draagt rijke vrucht want

Zonder mij kunt gij niets doen. Dit is het wat mijn vader

Verheerlijkt, dat gij veel vruchten draagt en mijn leerlingen wordt


De seminaristen vervullen dus Gods wens wanneer zij zijn leerlingen worden. Ze worden daarbij bijgestaan door de aartsengelen Rafaël en Michaël. Rafaël is afgebeeld in het linker glas-in-loodraam en eronder staat een tekst uit het liturgisch reisgebed van de kerk:
"Op den weg des vredes geleide ons de almachtige en barmhartige heer en zijn heilige engel Rafaël vergezelle ons" (afb. 33). Daaronder een spreuk die aansluit op de symboliek van de wijnstok: "Van doornen plukt men geen vijgen".


33. Rafael reisbegeleider

34. Michael strijdvaardig
 


Aan de rechter zijde ziet men een glas-in-loodraam met de aartsengel Michaël en daaronder de tekst: : "Heilige aartsengel Michaël verdedig ons in den strijd bescherm ons tegen de boosheid en de lagen der duivel" (afb. 34). Dat is het gebed dat paus Leo XIII geschreven heeft nadat hij op 13 oktober 1884 een visioen zou hebben gehad. Hij bepaalde dat de gelovigen dit voortaan na iedere doordeweekse mis moesten bidden. Overigens is aan deze verplichting in 1960 door paus Johannes XXIII een einde gemaakt. Onderaan de wand de tekst "Van een braambosch plukt men geen druiven".

Zuid-oostmuur

De zuid-oost muur bestaat ook weer uit drie traveeën, een grote centrale travee met glas-in-loodraam en twee kleinere traveeën ter inleiding en ter afsluiting. Op de eerste zien we onder een decoratief glas-in-loodraam het visioen van Jesaia aan wie Christus verschijnt in een aureool van licht terwijl hij de woorden spreekt: "De geest des heeren rust op mij want hij heeft mij gezalfd om aan de armen de blijde boodschap te brengen" (afb. 35). Het is de tekst uit Jesaia (61, 1-2) die Christus sprak tijdens zijn bezoek aan de synagoge, aan het begin van zijn openbare leven (Lucas 4, 18)."

De centrale travee wordt gedomineerd door het grote ronde raam waarop een voorstelling van de wonderbare visvangst (afb. 36). In de dagkanten van het raam: "Vrees niet van nu af zult ge menschen vangen" (afb. 37). Eromheen 7 taferelen.


35. De geest des heeren rust op mij

36. Vrees niet van nu af zult ge menschen vangen

37. Vrees niet ..., Ik zend u ...


In het bovenste tafereel lopen kuddes schapen en een wolf (afb. 37) met de bekende tekst: "Ik zend u als lammeren midden onder de wolven" (Lucas 10, 1-19).

In het volgende tafereel links spreekt Jezus tot de apostelen: "Gaat heen en zegt het rijk der hemelen is nabij. Geneest zieken, reinigt melaatsen en drijft booze geesten uit" (Mattheus 10, 7-8). Aan de rechterkant draagt hij hen op: "Onderwijst alle volken en doopt hen in den naam des vaders en des zoons en des heiligen geestes" (Mattheus 28, 19)

Tafereel 4 Weer een register lager zien we links de Barmhartige Samaritaan waarover geschreven staat: "Hij verbond zijne wonden, zette hem op zijn eigen lastdier, bracht hem naar de herberg en zorgde voor hem" (Lucas 10, 25-37).

In het midden, in tafereel 5, zit Petrus gevangen in de kerker (afb. 38). Het herinnert aan de problemen waaraan de apostelen en priesterstudenten het hoofd zullen moeten bieden: "en ge zult overgeleverd worden maar door uwe standvastigheid zult ge uw ziel behouden" (Lucas 21,19).

Tafereel 6 toont Paulus, die ligt te slapen maar dan in een visioen een Macedoniër ziet die zegt: "Kom over naar Macedonië en red ons" (Hand. 16, 9). Hij maakt eruit op dat het Gods wil is dat hij zijn prediking voortzet in Macedonië en gaat daar naar toe.

In het zevende tafereel, rechtsonder, staat Stefanus die was overgeleverd aan de hoge raad die hij nu krachtig toespreekt. Deze scene wordt geïllustreerd met de woorden die Jezus tot zijn leerlingen sprak: "Als ze u overleveren weest niet bezorgd hoe of wat ge zult spreken want in het uur zal u worden gezegd wat ge spreken moet. Het is de geest van uw vader die door u spreekt"(Lucas 12, 11).

In aansluiting op het preken van Stefanus lezen we op de tekst onder de gehele voorstelling: "Wie mij belijdt voor de menschen zal ik belijden voor mijn vader die in de hemelen is" (Lucas 12, 8). Jezus belooft voorspraak te zijn bij zijn Vader. Het vervolg is dan ook, in de derde travee, dat hij ten hemel opstijgt. Daarvoor echter had hij de voor hem knielende apostelen de opdracht gegeven: "Gaat heel de wereld door en predikt het evangelie aan alle schepsel[en]" (Marcus 16, 15). Die opdracht werd in later tijd overgenomen door Clemens Maria Hofbauer, waarmee in feite het beeldverhaal op de volgende wand verder gaat.


38. Petrus gevangen in de kerker

39. 1930-1932 Juvenaatskapel Koepel


Koepel

In het koepelgewelf (afb. 39) schilderde Piet Gerrits de hemel, waarin de woorden: "We hebben hier geen blijvende stad. Maar we reikhalzen naar de toekomstige. S. Paulus Hebr." Het is een tekst uit de brief van Paulus aan de Hebreeën (13, 14). De koepel wordt gedragen door pendentieven waarop Abel, Abraham, Mozes en David zijn geschilderd (afb. 40 en 41). Zij zijn alle vier mannen die brandoffers brachten voor God en daarmee voorlopers zijn van de priesters, die het misoffer opdragen aan God, en dus rolmodellen zijn voor de priesterstudenten.


40. Pendentief koepel 1 Abel

41. Pendentief koepel 3 Mozes


Epiloog

De seminaristen die in de kapel hun ogen lieten gaan over de schilderingen zagen rechts wat de roeping betekende voor de apostelen en dus ook voor hen: ze moesten onvoorwaardelijk kiezen voor hun taak als apostel-priester. Links zien ze waaruit die taak bestaat: met prediking het nieuwe geloof verkondigen en met dopen mensen tot de nieuwe geloofsgemeenschap toelaten, met charitas het geloof in de praktijk brengen. Het priesterkoor brengt de liturgische taak in beeld van de priester: met het misoffer het offer van Gods Zoon herdenken. Achter hen wordt dat symbolisch samengevat: zij zijn de wijnranken aan Christus' wijnstok. In de koepel prijkt het perspectief van het Hemelse Jeruzalem dat hen wacht na een leven als priester.

Dr. Leo Ewals
Mei 2018

Terug:
De Nebo in Nijmegen
Gerardus Majellakerk - Schildering van priesterkoor
Gerardus Majellakerk - Schildering van zij-altaren
Gerardus Majellakapel