Gerardus Majellakerk - Schildering van priesterkoor

De Gerardus Majellakerk is een driebeukige basiliek van meer dan 20 meter hoog (afb. 4). Het acht meter brede priesterkoor wordt afgesloten met een wand die geheel beschilderd is door Piet Gerrits. Hij zette de compositie op in drie delen.


4. Gerardus Majellakerk, interieur (foto Henk Kersten)


5. De Eucharistie, wandschildering priesterkoor, detail


6. Maria mediatrix, met engelen en heiligen


7. Altaar en baldakijn, priesterkoor
 

Bovenin zetelt Christus, omgeven door een regenboog zoals Johannes de evangelist dat heeft beschreven in zijn bekende apocalyptische visioen (afb. 5). Hij is gezeten op een troon die wordt gedragen door een leeuw, een stier, een mens en een adelaar, symbolen van de vier evangelisten, die het sanctus, sanctus, sanctus roepen, het 'Heilig, heilig, heilig', de woorden die helemaal bovenin de schildering staan geschreven. God is omgeven door 24 gekroonde oudsten die hun schalen met reukwerk aanreiken. Om Hem heen de zeven vlammen van de Heilige Geest. Onder aan zijn voeten het Lam, Gods Zoon. Samen vormen zij de Heilige Drie-eenheid, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Dit segment van de compositie wordt boven en onder afgesloten door engelen die offergaven aanbieden en de bazuinen laten klinken.

Het middenregister toont in de bovenste helft Maria, die, zoals erbij geschreven staat, middelares is tussen God en de mensen: Maria mediatrix (afb. 6). Zij is omgeven door heiligen met bovenin, naast haar Alfonsus, met abtstaf en mijter en aan de andere kant Clemens Maria Hofbauer. Samen vormen zij de zegevierende kerk in de hemel. Rechts en links onder haar twee engelenscharen die staan voor de lijdende en de strijdende kerk. De strijdende kerk is die op aarde, de lijdende die in het vagevuur. Een engel die naar voren treedt giet water uit een vat, dat is om het vagevuur te blussen. Want door het misoffer, door gebeden en aflaten kunnen de zielen worden verlost die gelouterd worden in het vagevuur.

In het onderste register, verbonden met de Maria Mediatrix door een grote regenboog, een baldakijn met de letters A en O, het begin en het einde, teken van Christus. Daartussen een kruisbeeld, in hout gesneden door Piet Gerrits (afb. 7). Het is aangebracht tegen een gouden mozaïek waarin een tekst herinnert aan de kerngedachte van de paters redemptoristen: Redemisti nos, Domine, in sanguine tuo, 'Gij hebt ons verlost o Heer, met uw bloed (ook een tekst uit de Apocalyps van Johannes, vers 5,9)'. Naast het kruis aan de ene zijde Gerardus Majella, patroonheilige van de kerk, en aan de andere zijde de engel die het misoffer moet aanbieden aan God. Het is de engel uit het gebed van de canon dat in de mis na de consecratie wordt uitgesproken: Supplices te rogamus, omnipotens Deus.... 'Deemoedig smeeken wij U, almachtige God: laat dit offer door de handen van uw heiligen Engel overdragen op uw hoogverheven altaar, …'

In feite is de hele compositie een uitbeelding van wat er gebeurt tijdens het opdragen van de H. Mis (afb. 4). Daarin wordt het offer van Christus opnieuw beleefd en aangeboden aan God. Zo staat het ook in een der vaste gebeden uit de misdienst, het Suscipe sancta Trinitas […], dat de priester uitspreekt na de handwassing en dat betekent: 'Aanvaard Heilige Drievuldigheid [bovenste register] het misoffer dat wij U opdragen ter gedachtenis aan het lijden [onderste register], de verrijzenis en de hemelvaart van Jezus Christus en ter ere van Maria en alle heiligen [middenregister]'. De titel van de gehele compositie is dan ook De Eucharistie.

Het is een onderwerp dat sinds de 19e eeuw, toen de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de H. Mis tot dogma werd verklaard, zeer actueel was en dat vervolgens leidde tot een hele serie eucharistische congressen. Een paar jaar voordat Piet Gerrits met zijn schildering begon, werd in Amsterdam, in 1924, een groot Internationaal Eucharistisch Congres gehouden, waarvan de impact ongetwijfeld een rol heeft gespeeld bij de keuze van het onderwerp voor de kapel van dit klooster- en seminariecomplex.


Piet Gerrits voerde de schildering uit in keimverf. Toen klooster en seminarie werden ingewijd, 25 oktober 1928, was hij er al ver mee gevorderd. Voor de artistieke vormgeving heeft hij zich laten inspireren door de schilderkunst van de school van Beuron. De compositie is symmetrisch opgezet met geometrische grondvormen als cirkel, halfcirkel en rechthoek.

We zien de karakteristieke herhaling van beeldelementen, het vlak houden van de beeldruimte en het geven van teksten die de afbeeldingen verduidelijken. Het is een rijke compositie omdat Gerrits met deze schildering veel wilde uitbeelden, van aarde tot hemelrijk. Er is enige dynamiek, door de actie van de oudsten die hun gaven aanreiken en van de engelen van de strijdende en de lijdende kerk. Toch is er uiteindelijk een aanvaardbare balans ontstaan, mede omdat het lichte, ingehouden koloriet en de evenwichtige, symmetrische compositie voorkomen dat het totaaleffect te zwaar zou zijn.

Toen de kerk op 27 juli 1930 werd ingewijd had ieder vrij zicht op wat een van de grootste werken was geworden van Piet Gerrits.

Dr. Leo Ewals
Maart 2018

Terug:
De Nebo in Nijmegen
Lees verder:
Gerardus Majellakerk - Schildering van zij-altaren
Gerardus Majellakapel
Paterskapel en Juvenaatskapel